Uitsluiting AOW’ers van transitievergoeding geen verboden onderscheid naar leeftijd
De Hoge Raad geeft als antwoord op door de kantonrechter gestelde prejudiciële vragen dat het uitsluiten van AOW-gerechtigden van de transitievergoeding geen verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert en dat geen individuele toetsing vereist is.
Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen maakt de Hoge Raad onderscheid tussen werknemers die bij het einde van de arbeidsovereenkomst de AOW-leeftijd of een hogere leeftijd hebben bereikt en werknemers voor wie een lagere ontslagleeftijd geldt. De uitspraak geldt alleen voor de eerste groep.
Met de uitsluiting van AOW-gerechtigden van de transitievergoeding wordt direct onderscheid naar leeftijd gemaakt. Aan dit onderscheid ligt echter een legitiem doel ten grondslag, namelijk dat de vergoeding alleen toekomt aan personen die zijn aangewezen op het verrichten van arbeid om in hun levensonderhoud te voorzien. De uitsluiting is geschikt om dit doel te bereiken en gaat niet verder dan noodzakelijk is. Het feit dat sommige werknemers geen volledige AOW-uitkering hebben opgebouwd, maakt de uitsluiting niet onevenredig, nu deze werknemers, onder voorwaarden, een beroep kunnen doen op een inkomensvoorziening voor ouderen en de wetgever het belang van de werkgever mocht meewegen om niet belast te worden met de financiële gevolgen van een onvolledige AOW-uitkering.
Hoge Raad 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:651